le tour du ciel
Tekst: Felix Van Groeningen // Foto’s: Thomas De Boever
Een goede vriend vraagt of ik geen zin heb om mee te gaan naar Zwitserland om ‘Le tour du ciel’ te doen met een splitboard. Voor een sportief avontuur met een maat ben ik wel te vinden, dus ik zeg volmondig ja. Maar eigenlijk weet ik niet goed waaraan ik ben begonnen.
Ik zoek ‘Le tour du ciel’ op en het ziet er adembenemend uit. Een tourski trip in de Zwitserse Alpen waarbij we tussen de 4000 meter pieken in berghutten slapen… hoe cool is dat? Maar ook de twijfel slaat toe. Zal ik dat wel kunnen? Ja, ik snowboard al en doe dat ook graag, maar ben geen geroutineerde wintersporter. Er zijn heel wat jaren geweest dat ik niet op wintersportvakantie ging en ik heb zelfs geen eigen materiaal meer. Het principe van een splitboard – waarbij je een snowboard omvormt tot ski’s waarmee je bergop kan stappen – ziet er niet onoverkomelijk uit, maar ik heb het nog nooit gedaan. Wellicht het grootste hangijzer: fysiek wordt het misschien wel zwaar. Te zwaar. Mijn maat Thomas (fotograaf van dit artikel en een van de bezielers van 100% Snow) is er gerust op: “Trek ter voorbereiding regelmatig je loopschoenen aan en ga weer lopen, dan komt het allemaal goed.”
Dus ga ik af en toe lopen. Het is fijn te voelen dat mijn conditie verbetert. De week voor de tocht, word ik helaas nog gevloerd door een zware verkoudheid. Na een periode van rust, veel warme thee en wat paracetamol en voel ik me klaar om het avontuur aan te gaan.
Weg van het gedoe
Voor ons vertrek pikken we mijn materiaal op. Ik bekijk wat boards en pas schoenen. De enthousiaste winkeluitbater geeft ons ook een pak informatie. Hoe je het board ombouwt en de bindingen verzet, hoe je de vellen aanbrengt. Hij vertelt ook gepassioneerd hoe splitboarden in de lift zit, vooral door ene Jeremy Jones, een avonturier die – wegens een gebrek aan snowboardmerken die splitboards maakten – zelf een splitboardlijn heeft opgezet. In navolging van hem vinden steeds meer mensen het fijn om off the beaten track te gaan. Weg van het gedoe aan de liften. Ik verlaat de winkel met een splitboard, stokken en stijgijzers. Die laatste zijn nodig als het te steil bergop gaat, of als het te ijzig is. Daarnaast hebben we ook nog een standaard offpiste-uitrusting nodig met een lawinepieper, een schep en een sonde, maar die zullen we ter plaatse oppikken.
We rijden naar Saint-Luc in Sierre, Zwitserland. Het is een pittoresk dorp. We verblijven in de gezellige herberg Chalet de Favre voor één nacht. Het zijn kleine, gezellige kamers, er is een cosy haardvuur, het personeel is sympathiek en er is lekker eten van een Vlaamse chef. Wat moet een mens meer hebben?
Dag 1
Aan het ontbijt ontmoeten we Alain, onze gids. Het is een aangename kennismaking. Alain is een 34-jarige kerel die een cool en een rust uitstraalt zoals het een berggids betaamt. Maar hij heeft ook een warme lach en het klikt meteen. Dat is fijn, we gaan tenslotte vier dagen samen op tocht. We doen een materiaalcheck. Alain wil zeker zijn dat we alles bij hebben wat we nodig zullen hebben. Off we go.
In Saint-Luc nemen we de funiculaire en bereiken via kleine afdalingen en een paar pannenkoekenliftjes Bella Tolla (3025 meter). We boarden een stukje naar beneden, slaan dan af en beginnen aan onze hors-piste tocht. We vormen voor het eerst de boards om en beginnen te stappen door de sneeuw. Die is niet ongelofelijk – het heeft al lang niet gesneeuwd – maar wel oké. Het lijkt allemaal niet zo moeilijk en al stappend verwijderen we ons langzaam van de pistes en van andere mensen. De zon schijnt, het is allemaal heel aangenaam. De eerste twee dagen is er goed weer voorspeld. Op dag 3 en 4 zou het misschien sneeuwen, dat valt af te wachten.
Thomas waarschuwt me om het tempo van de gids niet te volgen, want die gaan altijd veel sneller dan wij kunnen. Omdat het een serieuze tocht wordt, is het belangrijk mijn eigen tempo te vinden. Dit eerste stuk is vrij vlak. Na wat te stappen bouwen we onze stapski’s weer om tot snowboard en boarden naar beneden. Helaas is het net niet steil genoeg en zakken we door het gewicht van de rugzakken weg in de sneeuw. Alain is op ski’s en heeft dat probleem niet, maar als hij ziet dat we sukkelen, past hij de route aan en besluit wat avontuurlijker naar beneden te gaan, via de kortste en steilste weg. Dat is best fun: onze weg zoekend tussen boompjes en rotsen boarden we naar de vallei, de Turtmantall.
Alain stelt voor om even te rusten en te lunchen. We stellen vast dat we geen lunch hebben meegenomen. Niet heel duidelijk gecommuniceerd (of misschien gewoon niet zo heel slim van ons). ‘s Avonds wordt er diner voorzien in de berghutten, maar voor onze lunch moesten we vandaag dus zelf zorgen. Gelukkig hebben we een paar proteïnerepen bij die we delen. Dan begint onze tocht naar de Turtmanhutte (2519 meter), goed 800 meter hoger. Daar zullen we overnachten. We komen tijdens de volgende uren maar twee andere groepjes mensen tegen. Zwijgend stappen we naar boven. Ik begin mijn cadans te vinden. Dat is fijn. Helaas begin ik ook wat pijn aan mijn linkervoet te voelen. Niks aan te doen. Doorbijten. We passeren een stuwmeer en steken het bevroren water over. Boven ons zien we de hut al liggen en zien we ook dat het nog best pittig wordt.
De komende uren worden voor Thomas en mij lastig. Het wordt steiler en dan moet je meer zigzaggen en schuif je soms ook wel al eens weg. Het is warm, je sleurt heel wat kilo’s mee, je hebt de techniek niet helemaal onder de knie… het telt allemaal op. Je valt ook al eens, en als je als snowboarder dan even zonder board door de sneeuw moet stappen, verbruik je ook best veel energie. Te weinig eten en drinken helpen ook niet. Enfin, vele excuses om een beetje begrip te vragen voor het beeld van twee splitboarders die puffend en blazend, rood aangelopen, helemaal bezweet en overmatig dorstig aankomen bij een berghut.
Alain drinkt een theetje terwijl Thomas en ik elk anderhalve liter frisdrank naar binnen werken. Rond ons zitten andere tourskiërs rustig te keuvelen en een pintje te drinken. We hebben duidelijk nog wat te leren over hoe we onze energie moeten spreiden. Het is een prachtige plek. De hut kijkt uit op de Turtmanngletsjer en dat is adembenemend. Eénmaal bekomen, installeren we ons. Materiaal wegbergen, natte en bezwete kleren laten drogen in de zon of een speciale ruimte. De kamers zijn voorzien om een tiental personen te slapen te leggen, maar het is niet superdruk dus we hebben een kamer voor ons alleen en daar ben ik blij om. Ik hoop dat er niet te veel gesnurkt wordt, want dat houdt me wel wakker. Douchen kunnen we niet, er is geen stromend water in deze berghutten. Dat wordt wennen.
We babbelen met Alain tijdens het avondeten. Maf hoe snel het gaat op zo’n tocht, hoe snel je heel open met elkaar bent. Thomas en ik vertellen over onze levens, Alain over het zijne. Hij is sinds vier jaar gids en ook kaasmaker. Dit jaar doet hij het wat rustiger aan en geniet met zijn vriendin volop van de bergen. Ze hebben in januari al tourskiënd Oostenrijk doorkruist, ze hebben ook een ski-tocht in Iran gedaan en binnenkort vertrekken ze op fietsreis door Italië. Zijn vriendin is net afgestudeerd en daarom nemen ze het er even van.
Het is acht uur ‘s avonds en ik zit erdoor, kruip in mijn bed en geniet van een zalige nachtrust. ‘s Ochtends zegt Thomas me dat hij niet zo goed geslapen heeft: ik heb veel gesnurkt.
Dag 2
Na een goed ontbijt, maken we ons klaar voor dag 2. Alain toont ons wat we gaan doen. Het ziet er behapbaar uit. Via de couloir Gässi en de Brunneg-gletsjer (die we net niet zien liggen), zullen we aankomen bij de Turtmanngletsjer. Die gaan we aan de zijkant naar boven stappen en daarachter bevindt zich ons einddoel, de Tracuit hut (3259 meter).
We krijgen een lunchpakket (!) en nemen nog een extra fles thee mee. We slenteren een beetje en voor we het weten, zijn we de laatsten die bij de hut vertrekken. Maar dat is oké, dan hebben we ook geen last van mensen die ons voorbijsteken en het heeft ook wel iets om de anderen een eind voor je uit te zien stappen.
Het eerste stuk stappen is nogal ijzig en langs een bergkant. Omdat zoiets makkelijker is met ski’s (die meer grip hebben) dan met ons splitboard, besluit Alain eerst een stuk naar beneden te boarden. Dan moeten we een steil stuk naar boven, te steil om te doen met ski’s/splitboard. Die binden we op de rug. Aan de voeten bevestigen we crampons voor meer grip en we stappen naar boven.
Eénmaal boven is het weer even ombouwen voor een mini-afdaling, en dan weer ombouwen om weer te stappen, nu de gletsjer op. Hoewel we serieus achterlopen op de ploegjes voor ons, hebben we het gevoel dat het goed vooruit gaat. Het is geen wedstrijd, we genieten en dat is het belangrijkste. Ik vergeet niet af en toe bij te tanken qua eten en drinken. Ik heb soms wel moeite om een juist ritme te vinden, heb de neiging wat te rap te gaan om dan telkens even te stoppen, maar Alain wijst me erop dat dat veel energie vraagt. Op de gletsjer zelf is Alain streng, we mogen absoluut niet van het board afstappen, ook niet bij het ombouwen van het splitboard. We moeten altijd voor een deel op het board blijven staan omdat er in een gletsjer altijd kloven of diepe spleten kunnen zijn die bedekt zijn door een laag sneeuw/ Op een breder oppervlak ben je iets veiliger.
We stappen op iets van een 3000 meter en de klim wordt steiler, de Tutmanngletsjer op.
Het uitzicht is prachtig. We zigzaggen naar boven. Alain heeft niet – zoals de meeste mensen – een aluminium ijsbijltje, maar een oldschool stijlvol hout-en-stalen bijltje. Hij gaat steeds voor ons uit en maakt met zijn ijsbijl de sporen iets steviger voor ons, zodat we meer grip hebben. Wij nemen onze tijd en zien hem telkens weer dichter komen, terwijl hij ons glimlachend staat op te wachten. Voor een gids, zo vertelt hij ons later, is het soms lastig omdat hij afkoelt en het koud krijgt terwijl hij staat te wachten. Maar dat is vandaag niet het geval, want het zonnetje schijnt weer prachtig. We moeten wel nog extra ‘messen’ aan onze bindingen doen, ook om meer grip te hebben. Dat lukt, maar het nadeel is wel dat je niet meer vooruit kan glijden. We stijgen gezwind en de Tracuit hut komt in zicht. Het laatste platte stuk blijkt nog lastiger dan gedacht, en hoewel deze dag doenbaar leek, krijg ik het toch nog even lastig. Mijn voeten doen pijn, ik begin alweer weg te schuiven en het allerlaatste stuk blijkt ook nog een opgave, want we moeten weer alles afdoen en nog een stukje klimmen om – eindelijk! – aan de hut te geraken. Deze keer geraken we er zonder in schaamte te vallen en het moment van aankomst is eigenlijk altijd wel zalig. Het is een uur of drie, vier in de namiddag dus je hebt rustig de tijd om wat uit te blazen, een dutje te doen, de plek in je op te nemen en wat te kletsen met je collega’s.
De Tracuit hut is een vrij nieuwe cabanne (ze werd helemaal gerenoveerd in 2013) en kan tot 120 mensen ontvangen. Gelukkig is de hut bijlange niet vol. De cabanne heeft hele grote ramen aan de eetzaal, van waaruit je een ongelofelijk 180 graden zicht hebt op een aantal 4000 meter pieken.
Het voelt goed hier te zijn en ik ben Thomas dankbaar dat hij me heeft gevraagd om mee te komen. We zijn halverwege onze tocht en ik begin wat meer op mijn gemak te zijn. De schrik dat ik terug ziek zou worden en/of niet mee zou kunnen, ebt weg. Ik heb wel wat last aan mijn voeten, maar gelukkig heeft Alain Compeed’s bij en dat zal wel helpen.
We eten en we lachen veel, maar we hoeven ook niet alles vol te lullen. We genieten sereen van een prachtige zonsondergang.
Dag 3
Dit zou de mooiste dag worden, maar dat wist ik toen nog niet. Het begin van de dag was eigenlijk niet zo top. Alain had de plannen aangepast. Eerst was het de bedoeling dat we de Bishorn (4159 meter) zouden opgaan, maar de route was te ijzig en Alain dacht dat er te veel wind zou zijn. Dus gingen we de andere richting uit en begonnen met een stevige afdaling, helaas op een schaduwkant van de berg die er ook erg ijzig bij lag. Geen ‘fijn-verdiende-afdaling-in-poedersneeuw-na-uren-naar-boven-stappen’ dus, maar een verplicht nummertje om aan de volgende col te geraken. Aangekomen op 2800 meter, begonnen we weer te stappen.
Ik stap trager dan de vorige dagen en zie Thomas en Alain een eind voor mij uit stappen. Maar goed, je eigen tempo volgen is belangrijk en ik begin erg van de wandeling te genieten. Steeds meer neem ik mijn telefoon uit mijn zak om foto’s te nemen en momentjes die ik niet wil vergeten vast te leggen. Ik zie de anderen als stipjes in dat weids landschap voortbewegen, waarbij we nu voor het eerst ook geen enkel ander spoor volgen, maar Alain als eerste zijn weg baant in de sneeuw. We komen aan de Col de Milon, waar we de ski’s afdoen en aan de rugzak binden om aan de andere zijde via een koord de afdaling te kunnen maken. Alain is streng als het op veiligheid aankomt en dat voelt goed.
De volgende uren blijven we stijgen. We stappen de Weishorn gletsjer op, om zo hoog mogelijk te geraken. Eerst is het niet erg steil, maar op het einde best wel. We beginnen de techniek goed onder de knie te krijgen, hoewel we natuurlijk nog steeds Alain hebben die ons begeleidt en het spoor voorbereidt. Terwijl we blijven stijgen, verandert het weer. Er komen wolken aan. Het maakt de plek nog mooier – en ook wel een beetje onheilspellend. We raken aan het hoogst haalbare punt, op 3500 meter. Hoger zijn er enkel nog rotsen. Vele gevoelens overweldigen me. We zijn niet op de top van een berg, maar het lijkt bijna zo. Het voelt erg bijzonder en magisch aan door de combinatie van een licht ‘hoogtevreesgevoel’, lichamelijke vermoeidheid maar ook de fierheid van er op eigen kracht geraakt te zijn. Ik word er zowaar emotioneel van. Ik ondervind aan den lijve waarom mensen dit doen en steeds verder en hoger willen gaan.
We blazen even uit, genieten van het zicht. Sinds ons vertrek deze morgen geen andere levende ziel gezien. En ook nu kijken we uit op een berg die helemaal voor ons alleen is. We bouwen onze boards om zodat we naar beneden kunnen glijden. We gaan richting de cabane Arpitettaz (2786 meter) die we als een heel klein stipje kunnen zien en waar we de nacht zullen doorbrengen. Eindelijk onze welverdiende afdaling voor een deel in de poedersneeuw. Een afdaling voelde nog nooit zo zalig. Alain demonstreert zijn skikunsten, het is mooi om hem gracieus naar beneden te zien zoeven. Thomas neemt foto’s en dat doet mij natuurlijk – typisch ik – serieus uitschuiven. Maar bon, rollebollen in de poeder, is er iets leukers?
De cabane Arpitettaz is een kleine hut, de kleinste in de streek. Er zijn maar 32 plaatsen en in tegenstelling tot de andere hutten die professioneel worden uitgebaat, zijn het hier afwisselend vrijwilligers van de Club Alpin Suisse die de hut openhouden om berg-enthousiastelingen te verwelkomen en voor hen te koken. Het zijn twee oudere koppels, erg lieve mensen. Je voelt de passie voor de bergen en de bergsport, maar ook een soort gezapigheid. De gidsen komen hier duidelijk graag en zitten samen in de keuken te aperitieven.
We hangen onze kleren te drogen in de speciaal voorziene ruimte in de inkom. Ik weet niet wat de exacte reden is, misschien omdat het dag 3 is, of omdat het een kleine ruimte is, maar de zweetgeur begint wel heel indringend te worden. Het doet me nog meer naar een douche verlangen. Ik zal nog een dag geduld moeten hebben.
Het is gezellig ‘hangen’ in de cabane. Een groepje mensen zit aan tafel naar kaarten te turen en is aan het overleggen over hun route voor de komende dagen. De sneeuw die voorspeld was, blijft voorlopig uit. Ik merk op dat er ontvangst is en bel met het thuisfront. Fijn om van vrouw en kind wat te horen. We eten, drinken, verbroederen met andere gasten en hun gidsen en babbelen over koers, voetbal, cinema en kinderen. Heerlijk.
Dag 4
Het heeft wat gesneeuwd en het belooft een mooie dag te worden. We boarden wat en doen nog een prachtige tocht op de Moming gletsjer, waarvan we al stappend enorm grote open stukken eeuwenoud ijs in al zijn lagen en pracht van dichtbij kunnen bewonderen. Terwijl ik voel dat ik aan het einde van mijn krachten zit, begint Thomas – die het gewoon is lange tochten te doen op zijn fiets – er nu echt in te komen. Alain en Thomas stappen flink door, terwijl ik erachteraan lummel. Dan komt onze laatste afdaling die best fun is, maar eindigt in een bos waar niet al te veel sneeuw meer ligt. Alain raakt de weg een beetje kwijt en dat zorgt met twee snowboarders in zijn spoor voor wat hilarische toestanden.
Thomas en ik vallen voortdurend en geraken niet meer recht, deels door onze zware rugzak. Wanneer we dan maar te voet gaan, zakken we tot aan onze knieën weg in de sneeuw. Opnieuw wordt me duidelijk dat skiërs best veel voordelen hebben op splitboarders/snowboarders, toch in deze omstandigheden. Terwijl Alain makkelijk zijn weg kan zoeken op zijn ski’s, naar boven en naar beneden kan zonder ombouw, verliezen wij erg veel tijd en energie met prutsen en ombouwen. Splitboarden mag dan in de lift zitten (pun intended), de tourski tours zijn vooralsnog niet zo snowboard-vriendelijk. Het is ook geen toeval dat we geen enkel andere splitboarder zijn tegengekomen op deze tocht. Maar goed, alles bij elkaar vind ik het een fantastisch avontuur en kan het iedereen aanraden.
Na een lange tocht te voet, waarbij we constant worden gepasseerd door voorbijzoevende skiërs, komen we aan in onze eindbestemming Zinal. Een selfie met ons drietjes, dan de bus op terug richting Saint-Luc. In onze herberg drinken we nog een koffie met Alain, we overlopen onze tocht nog eens en nemen dan afscheid. Het zou ons laatste contact worden met Alain.
Thomas en ik trakteren onzelf op een welverdiende sauna en een massage in hotel Bella Tolla, op wandelafstand van onze herberg. Heerlijk. Gewoonweg héérlijk.
Adieu Alain
Een paar weken later krijgen we bericht dat Alain overleden is. Hij is enkele dagen na onze tocht terug de bergen ingetrokken om een groep ervaren skiërs te begeleiden. Een van hen is ten val gekomen en heeft Alain meegesleurd. Alain is gestorven terwijl hij deed wat hij het liefste deed. Op een of andere manier heeft die gedachte - ook al is het een huizenhoog cliché - iets te maken met de reden waarom ik deze tocht wou doen. Ja, ik werk graag en veel. Met plezier. Maar het afgelopen jaar heb ik ook beslist wat meer tijd voor mezelf, mijn familie, mijn vrienden te maken. Om op reis te gaan, avonturen met vrienden te beleven en genoeg te doen wat ik echt graag doe. Het is belangrijk, want ik word er intens gelukkig van. Dat mocht ik ook op deze tocht ervaren. Het is belangrijk want je leert op een intense manier nieuwe mensen kennen, of je leert goede vrienden nog beter kennen en zo ontstaan er ijkpunten in je leven. Ik ben dankbaar voor het avontuur en de vriendschap. In een krant die over Alains ongeval bericht, lezen we dat er in zijn overlijdensbericht het volgende Chinees gezegde staat: ‘Als je de top van de berg hebt bereikt, blijf dan klimmen.’ Dat is een heel mooi beeld en mooie gedachte. Het ga je goed, Alain. Tot in de bergen.